Zuiver wegsterven in stilte en schoonheid
Op 18 april 2024 speelde het internationaal vermaarde Belcea Quartet in De Vereeniging in Nijmegen. De musici keken ernaar uit om in Nijmegen te spelen omdat ze vooraf al gehoord hadden dat 'kamermuziek' hier volle zalen trekt. In wisselende bezetting bestaat het kwartet sinds 1994 en is vernoemd naar de eerste violiste Corina Belcea. Naast altviolist Krzysztof Chorzelski en cellist Antoine Lederlin maakt de tweede violiste Suyeon Kang sinds een half jaar ook deel uit van het kwartet. De toon van de vier musici is de hele avond zuiver – niet alleen technisch subliem maar ook homogeen, als één ademend en luisterend geheel. De dynamische passages worden met gevoel en souplesse gespeeld.
Het Belcea Quartet heeft een rijke Beethoven-traditie, in 2012 nam het nog alle strijkkwartetten van Beethoven op. Vanavond speelt het kwartet voor de pauze een vroege Beethoven, Strijkkwartet nr. 4 in c. Het is interessant is dit af te zetten tegen zijn twaalfde strijkkwartet wat na de pauze gespeeld zal worden, een late Beethoven.
Het vroege stuk uit 1799 laat in het eerste deel nog tonen van Mozart horen. Gaandeweg hoor je steeds duidelijker de eigenheid van Beethoven, met name in de dynamische delen. In het vierde deel, energiek en lichtvoetig, is een thema van een Hongaarse rapsodie te horen – een rondo met een zigeunerthema, een knipoog naar Haydn, dat naar het einde toe steeds sneller gaat. In de uitvoering van het Belcea Quartet krijgt het zijn maximale expressie.
De overgang naar Benjamin Britten's strijkkwartet uit 1975 is groot. De klassieke periode heeft plaatsgemaakt voor het moderne. Het Strijkkwartet nr. 3 in G bestaat uit vijf delen en doorbreekt daarmee Beethovens vierdelige sonatevorm. Britten, bekend van o.a. de opera’s Peter Grimes en Death in Venice, heeft dit stuk een jaar voor zijn dood geschreven. Twee weken na de première in 1976 gaat het in première. Het is een stuk met een diepgevoelde dramatiek en lyriek. De kleuren en contrasten zijn groot. Steeds is er ruimte voor contemplatie tussen de duetten waarin alle instrumenten in duo’s met elkaar communiceren. Het meditatieve gedeelte in deel drie is zeer uitgesproken. In Solo: Very calm loopt de eerste viool als in trance een berghelling op, helemaal naar de top. In de finale horen we een ingetogen Passacaglia, een dans verwijzend naar La Serenissima, het synoniem voor de stad Venetië waar Britten zijn inspiratie opdeed. Het vijfde deel heeft solo’s voor elk instrument, en gaat daarna over in een doorlopende baslijn waaronder weer een geheel nieuwe cadans ontstaat. Het stuk sterft op het einde weg in stilte, met een vraag van een man die de dood in de ogen ziet. Het publiek blijft even stil na de laatste noot.
Na de pauze wordt Beethoven's Strijkkwartet nr. 12 in Es uit 1825 uitgevoerd. Het stuk is een kwart eeuw later gecomponeerd dan zijn vierde strijkkwartet, en is de eerste van zijn late strijkkwartetten. Na eerst zijn Missa Solemnis afgemaakt te hebben, zet hij zich op verzoek van amateur-cellist Prins Galitzin aan het werk. Beethoven volgt hier niet de traditionele vormen maar zijn innerlijke zeer gevarieerde stem – poëtisch, spiritueel, en ook ritmisch sterk met geprononceerde accenten. Zijn doofheid geeft hem een ander idioom, het zijn de innerlijke monologen van een steeds slechter horende musicus. De vier delen hebben verschillende karakters met drastische tempowisselingen. Het langzame deel, het Adagio, is innovatief, uiterst stil en gespannen, dan weer dansend lyrisch. Het Scherzo is hoekig en dansbaar. Beethoven verkent hier zijn creativiteit, de grens tussen materie en spiritualiteit in intieme vorm. Het Belcea Quartet speelt het stuk ontroerend, stil, sterk en amusant in de verschillende delen. Het strijkkwartet heeft een grote muzikale diversiteit en zoekt de diepten van de ziel op. Wat ik waarneem, is dat het bij de late Beethoven minder om de uitgesproken thema’s gaat en meer over de voortdurende monoloog van de structuur – het verhaal.
De toegift is het Andantino uit het enige strijkkwartet van Debussy uit 1893. Het Belcea Quartet speelt het delicaat en met bijzondere warmte. Een lyrisch thema dat zich ruimtelijk zwevend blijft herhalen blijft steeds aanwezig. In het middendeel neemt de altviool de hoofdrol op zich en zet liedmelodie en maatsoort weer duidelijk neer. Zoals Debussy het zelf zei: 'Ik wil mijn innerlijk landschap bezingen met de naïeve openhartigheid van een kind.' Op het laatst sterven de hoge noten van de eerste viool langzaam weg in stilte en schoonheid.
Loucas van den Berg